Lang geleden werden de KLM-bemanningen op lange reizen gestuurd. Soms was je wel drie weken van huis! Zo ging ik in augustus 1970 met de bemanning van een DC 8-63 naar Sydney, met tussenstops in Athene, Karachi, Bangkok en Jakarta. Deze reis duurde maar liefst negentien dagen.
In Jakarta zouden we vier dagen blijven staan. Toen we er aankwamen werd net de Dag van de Onafhankelijkheid (17-08-1945) gevierd. Op het Merdeka Plein voor Hotel Indonesia, waar we verbleven, schalde het volkslied door de luidsprekers: “Indonesia raya, merdeka, merdeka…”
De KLM bezat een bungalow op de Puncak, de bergpas tussen Jakarta, Bogor en Bandung. Omdat die ook tot onze beschikking stond, besloten we met zijn achten een tocht te gaan maken naar Bandung, met twee overnachtingen op de pas. Omdat het verboden was met een buitenlands rijbewijs zelf een auto te besturen, besloten we twee taxi’s te huren.
De eerste stop was in Bogor (Buitenzorg, in de koloniale tijd). De botanische tuinen aldaar waren een bezienswaardigheid, maar we besloten het ouderlijk huis van onze copiloot te gaan bezoeken. Het was voor hem een ontroerende ervaring het huis terug te zien waar hij was opgegroeid, voordat de bezetting van de Japanners daar wreed een einde aan had gemaakt. Omdat de huidige bewoners het niet gerenoveerd hadden, misschien door gebrek aan geld, zag het er nog precies zo uit zoals hij het zich herinnerde.
De KLM-bungalow lag hoog in de bergen en via vele haarspeldbochten kwamen we er tegen het vallen van de avond aan. We werden door de bedienden hartelijk verwelkomd en ze hadden voor ons een heerlijke rijsttafel klaar staan. Met het Maleis dat onze copiloot sprak, konden we goed met hen communiceren. Het bleef die avond nog lang rumoerig, omdat de meegenomen flessen drank werden aangesproken, maar uiteindelijk, nadat we allemaal een bed hadden uitgekozen, was het tijd om te gaan slapen.
De volgende morgen gingen we op weg naar Bandung. Het landschap was prachtig met in de verte vulkanen en in het water, op de terrassen van de rijstvelden, weerspiegelde de tropische lucht. Eenmaal daar was het de bedoeling om te gaan lunchen in Hotel Homann, een beroemde waterplaats in de vooroorlogse jaren. Sindsdien was het echter totaal vervallen. In de hotelkamers, die we mochten bezichtigen, stond de schimmel op de muren en het meubilair. In de toiletten beneden in de hal stonden we tot onze enkels in de urine en ander afval uit de riolering. Vrolijk stemde dat niet. Het stadje zelf leek wel uitgestorven, in ieder geval viel er verder niet veel te beleven.
Onze volgende bestemming was de vulkaan Tankuban Prahu, tenminste… dat was het plan, maar er ontstond onenigheid tussen de twee taxichauffeurs. In ieder geval leek het of ze ergens ruzie over hadden. Plotseling gooide één van hen zijn contactsleuteltje de afgrond in. Wat wij begrepen was dat de man geloofde in boze geesten. Deze dag zou ongunstig zijn om erheen te gaan. Nadat we een tijd aan de kant van de weg hadden gestaan werd het ons duidelijk dat we de vulkaan niet zouden halen, omdat het al snel donker begon te worden.
Met de hele achtkoppige KLM-bemanning in één taxi reden we terug naar de bungalow. Op onze weg terug dronken we ons meegenomen aperitief noodgedwongen rechtstreeks uit de fles, terwijl we dorpjes passeerden waar kampvuren brandden en er door de open raampjes flarden gamelanmuziek naar binnen zweefden.
De volgende dag reden we terug naar Jakarta, waar we de volgende dag zouden vertrekken op de lange KLM-vlucht naar Sydney via Melbourne.